Goed evalueren helpt om het meeste uit interventies te halen

Scholen zetten in het kader van het NP Onderwijs op grote schaal interventies in. Eén ding blijkt daarbij geregeld: zo’n interventie is lang niet altijd meteen effectief, en dan is bijstelling nodig. Om uit te vinden waar moet worden bijgestuurd en hoe bereikte veranderingen kunnen worden bestendigd, is goede monitoring en evaluatie nodig. Dat proces was op 13 september onderwerp van een webinar van OCW voor schoolleiders.

Anje Ros en Angela de Jong, twee specialisten op het gebied van scholen als lerende organisaties, gaven concrete tips en adviezen aan de hand van de kwaliteitskaarten, die zij hielpen ontwerpen. Namens het veld sloot Erik Adema aan, schoolleider van OBS De Rietpluim in Nuenen.

Twee derde tevreden over kwaliteitskaarten

De kwaliteitskaarten worden gewaardeerd, zo bleek tijdens het webinar: van de ruim 70 online bezoekers – die mooi gelijk verdeeld bleken over primair en voortgezet onderwijs – was 67% het ermee eens dat deze kaarten een goede en werkbare methode bieden om de voortgang van interventies te beoordelen en de resultaten te borgen. Ze. bieden scholen en schoolleiders handvatten om evaluaties goed te organiseren en te laten verlopen, voor eventuele tussentijdse bijstellingen en om te bepalen welke rol de schoolleider in het proces kan spelen.

Webinar

Anje Ros, lector Leren en Innoveren aan de Fontys Hogeschool, gaf aan dat goede evaluatie en borging er mede voor zorgen dat gedrag uiteindelijk écht verandert. Ook helpt het proces om interventies goed af te stemmen op de specifieke situatie van een school en er zo het meeste uit te halen. Uiteindelijk helpt het ook om veranderingen duurzaam te maken. Evalueren en borgen gaat vaak het beste als de manier waarop het wordt gedaan breed wordt afgesproken en gedragen, aldus de lector.

Drie mogelijke rollen voor schoolleider

Angela de Jong deed voor het lectoraat Werken in Onderwijs van de Hogeschool Utrecht onderzoek naar de positie van de schoolleider in zulke processen. Ze onderscheidt drie mogelijke rollen: teamspeler, sleutelspeler of ondersteuner. Alle drie zien ze een interventie als een gezamenlijke verantwoordelijkheid, maar kiezen ze een andere aanpak. De teamspeler doet mee en is aanwezig, maar niet altijd. De sleutelspeler neemt de leiding en is altijd aanwezig. De ondersteuner doet wat de naam zegt: deze schoolleider faciliteert, maar is zelf niet actief betrokken. De bezoekers van het webinar bleken zich vooral te zien als teamspeler (33%) en ondersteuner (41%), en minder als sleutelspeler (26%).

Erik Adema vond zichzelf zowel teamspeler als ondersteuner; vindt hij een onderwerp persoonlijk erg leuk of interessant, dan sluit hij aan bij het expertteam in zijn school dat zich ermee bezighoudt. Tegelijkertijd zijn die expertteams er niet voor niets, en kunnen zij het werk prima af met zijdelingse ondersteuning van de schoolleider. Door de ‘platte’ manier waarop het 40 mensen sterke team op de Rietpluim is georganiseerd, is er geen behoefte aan een sleutelspeler. En uiteraard is er structureel overleg op verschillende momenten en niveaus.

Goede balans tussen betrokkenheid en delegeren

Mede in antwoord op vragen van bezoekers stelden Ros, De Jong en Adema vast dat een goede balans belangrijk is. Neemt een schoolleider of iemand in het team te nadrukkelijk alleen het voortouw, dan bestaat het risico dat de rest achteroverleunt en de interventie daardoor uiteindelijk niet breed gaat leven en niet beklijft. In het andere uiterste laat een schooleider alles aan het team over, met het idee dat mensen met vragen vanzelf wel zullen komen, ‘omdat de deur immers altijd openstaat’. Dan zou ten onrechte de indruk kunnen ontstaan dat het de schoolleider niet zo veel kan schelen. Ook werd opgemerkt dat het trekken van interventies opties biedt om talenten van teamleden aan te spreken en mensen groeikansen te bieden.

Ros benadrukte ook dat het kijken naar prestaties alleen geen complete vorm van evalueren is. Niet alles is immers meetbaar of in een cijfer uit te drukken. Vraag daarom vooral aan leraren of het lukt om de interventie uit te voeren zoals bedacht, want zij hebben daar goed zicht op. Op basis van hun waarnemingen kan een interventie worden bijgesteld, zodat de leraren ervaren dat de kwaliteit van het onderwijs verbetert. Kijk ook naar werkzame mechanismes en naar andere beschikbare gegevens. Adema voegde daar aan toe dat leerlingen en soms ook ouders kunnen worden betrokken, omdat meten ook uit vragen stellen en observeren kan bestaan, en niet alleen uit toetsen.

Kijk het hele webinar terug

Tip: de praktijkkaarten voor de (eind)evaluatie geven handvatten voor hoe je door evaluatie tot borging kunt komen.

  • Footerlogo Nationaal Programma Onderwijs