Directe instructie (DI) is een model waarbij de leraar start met het geven van klassikale instructie, op een interactieve manier. De vervolgactiviteiten stemt de leraar af op de behoeften van de leerlingen. De leerlingen die meer begeleiding nodig hebben krijgen extra instructie of begeleide oefening, de andere leerlingen werken zelfstandig. Ook kan de leraar vooraf meer instructie bieden voor leerlingen die dat nodig hebben. Het model wordt toegepast in primair onderwijs en voortgezet onderwijs.
Bij elke les volgens het DI-model vindt een stapsgewijze overgang plaats van leraargestuurd onderwijs naar zelfstandig werken. Het klassieke DI-model bestaat uit de volgende stappen:
Vele studies tonen aan dat directe instructie goed werkt, zowel in het primair als in voortgezet onderwijs. De gemiddelde leerwinst is 7 maanden; dit is berekend op basis van een recente meta-analyse van 400 wetenschappelijke studies naar directe instructie. Dit komt overeen met de berekeningen op basis van eerder uitgevoerde meta-analyses naar directe instructie.
Positieve effecten zijn er voor leerlingen in het algemeen, maar in het bijzonder voor leerlingen met een leerachterstand. Het instructiemodel leent zich goed voor het differentiëren naar niveau, zodat de leraar het onderwijs kan aanpassen op de behoeften van leerlingen. Dit maakt het een bruikbaar model bij het wegwerken van leerachterstanden.
De positieve effecten in het primair onderwijs zijn gevonden bij verschillende domeinen: taal, rekenen en zaakvakken. In het voortgezet onderwijs zijn positieve effecten aangetoond bij onder andere scheikunde, natuurkunde, wiskunde en maatschappijleer.
Effecten op de attitude en het zelfbeeld van leerlingen zijn niet overtuigend aangetoond. Er zijn geen significante positieve effecten, ook geen negatieve effecten.
Directe instructie is een van de meest grondig onderzochte interventies in het onderwijs. De effectiviteit is niet alleen aangetoond met afzonderlijke studies, maar ook met enkele grootschalige meta-analyses. De grootste en meest recente meta-analyse dateert van 2018 (Stockard et al., 2018). Daarin wordt een analyse gepresenteerd van meer dan 400 wetenschappelijke studies, uitgevoerd tussen 1966 en 2016. Er is gekeken naar quasi-experimentele studies, met en zonder historische vergelijking. Veel van het onderzoek naar directe instructie is verricht in de Verenigde Staten, maar ook Nederlands onderzoek wijst op positieve effecten (Veenman et al., 2003). Zie ook de website van de Kennisrotonde hierover.
Aanwijzingen voor de effectiviteit van directe instructie zijn ook afkomstig uit studies die zijn gericht op de verschillen tussen leraren die kwalitatief goede versus leraren die kwalitatief minder goede instructie geven. Elementen van directe instructie zijn vaker zichtbaar in het gedrag van leraren die kwalitatief goed onderwijs verzorgen. Voorbeelden hiervan zijn het opdelen van leerstof in kleine delen, het gebruik van ‘modeling’ (voordoen van handelingen) en hardop denken, begeleide inoefening waarin de leraar de leerling begeleidt, hints geven, begrip bij leerlingen controleren, feedback geven, en vervolgens zelfstandige verwerking door leerlingen. Goede leraren gebruiken meer van deze strategieën in de lessen.
De kosten van directe instructie betreffen vooral de scholing. Met name in de implementatiefase is teamgerichte scholing raadzaam. Daarnaast is extra tijdsinvestering nodig tijdens de periode van implementatie en een structurele tijdsinvestering gewenst voor regelmatige lesbezoeken. De inschatting is dat de totale kosten vergelijkbaar zijn met de kosten van de invoering van Beheersingsgericht leren.
Waar moet je rekening mee houden?
Denk aan het volgende voor je deze interventie toepast in je leeromgeving:
Er zijn verschillende varianten van het directe-instructiemodel. Veel gebruikt is Expliciete Directe Instructie (EDI), daarnaast is er Interactief Gedifferentieerde Directe Instructie (IGDI) en Activerende Directe Instructie (ADI). Kies de variant die bij je school past.
Een zorgvuldige invoering is van belang. Dat is een teamaangelegenheid, waarbij leraren elkaar ondersteunen, door intervisie en lesbezoek.
Gebruik niet alleen de fasering van het model, maar ook de didactische technieken, zoals controle van begrip, activeren van leerlingen en herhalen van de stof.
Kies voor een schoolbrede implementatie, zodat de didactische aanpak voor alle jaargroepen vergelijkbaar is.